Neehee, ik wil het niet!’ roept Tim (6) met een rood aangelopen gezicht naar zijn broer. Lev, die al negen is, reageert met een rustige stem: ‘Maar Tim, luister, ik weet zeker dat je het kunt. Gisteren ging je toch ook al twee keer van die andere rode piste af? 'Ja, maar die was een makkie. Die rood/zwarte van jou ga ik echt niet doen!' Antwoordt Tim, terwijl hij met zijn arm een slaande beweging maakt. Alsof hij de druk die er zojuist op zijn schouder is gelegd, keihard van zich af wil gooien. Ik probeer onze warm ingepakte zonen op de achterbank wat te kalmeren. Ik leg uit aan Lev dat Tim niets hoeft te doen wat hij niet wil en dat hij pas klaar is voor die ‘rood/zwarte’ piste, als hij er klaar voor is. Vol onbegrip en verontwaardiging kijkt Lev mij aan. ‘Maar mam, hij ís er alláng klaar voor. Dat weet jij toch ook? Alleen gelooft hij het zelf nog niet’ Het raakt me hoeveel vertrouwen Lev heeft in zijn grote kleine broertje. Meer vertrouwen dan Tim heeft in zichzelf op dit moment. Hij is het onderwerp én de bijbehorende druk ondertussen ook helemaal zat, dat is duidelijk. Met een boos gezicht kijkt hij uit het raam naar buiten en mompelt nog wat na richting zijn broer: ‘Ik ben drie jaar jonger dan jij hoor… dus JIJ hebt drie jaar langer kunnen oefenen’. 'Toch mam?', probeert hij mijn steun te krijgen. Ik aarzel wat ik moet zeggen. Ik waardeer het grote geloof van Lev in zijn kleine broertje. Ik waardeer ook zijn aanmoediging. Tegelijkertijd voel en zie ik ook dat deze druk wat teveel wordt voor Tim en hem in plaats van enthousiast, op dit moment vooral boos en bang maakt. Als echte weegschaal, wik en weeg ik en probeer ik de harmonie te herstellen door beide kanten van de zaak te belichten. Lev leg ik uit hoe ik geraakt word door zijn geloof in Tim en zijn aanmoediging, maar ik leg hem ook uit dat het voor Tim wat te snel gaat en dat hij het nu even moet laten rusten, zodat Tim zelf kan voelen wanneer hij er klaar voor is. Ik hoor Tim diep en opgelucht ademhalen. Tegen hem zeg ik dat zijn grote broer het superlief bedoelt, maar dat hij echt zijn eigen tijd mag nemen en zich niet gepusht hoeft te voelen. Hij hoeft niets te doen wat hij niet wil. We skiën voor ons plezier en het is al super indrukwekkend hoe goed hij van die pistes afzoeft als 6 jarige. Als we bij de piste aankomen splitsen we ons op. Ik ga met Tim onderweg naar de ‘makkie’ rode piste en Lev gaat met zijn vader onderweg naar de zwarte pistes en de bergpaadjes. Als Tim en ik in de skilift naast elkaar zitten en naar de top van de berg worden gebracht, babbelt Tim gezellig de oren van mijn hoofd. En dan ineens wordt hij stil en kijkt hij met een ingespannen gezicht naar beneden. Daar beneden, onder ons, zie ik dé beruchte ‘rood/zwarte’ piste. Het is duidelijk dat de discussie met zijn broer iets heeft wakker geschud. ‘Mam, wat denk jij? Denk jij ook dat ik het kan?’. Ik zeg dat ik het wel zeker weet, maar dat ik vooral ook benieuwd ben wat hij zelf denkt… ‘ik weet het niet’ zegt hij. ‘En hoe zou het zijn als we hem gewoon gaan oefenen? Dan maken we samen hele grote bochten en gaan we er voorzichtig vanaf. En als we dan genoeg hebben geoefend, kun je daarna Lev verrassen.’ Tim zijn ogen gaan twinkelen en ik zie een kuiltje in zijn wang verschijnen… ‘Ik weet het nog niet zeker’ zegt hij. En ik voel plaatsvervangende kriebels in mijn buik. ‘Prima’, zeg ik. ‘Boven kijken we wel even en dan mag jij beslissen wat we doen’. Boven aangekomen skiet hij tot mijn verrassing voorzichtig richting de rood/zwarte piste. Omdat deze beruchte piste zo stijl is, duurt het heel lang voordat hij hem voorbij de ‘afgrond’ goed in beeld krijgt. ‘Ooh, nee, die is echt veel te eng!’, roept hij onderweg. Maar hij skiet wel door, alsof hij door een magneet wordt aangetrokken, totdat hij bovenaan dé piste der pistes staat. Ik besluit dit moment niet te lang te laten duren en de spanning te doorbreken en ski een klein stukje voor hem uit. Ik laat zien dat ik in één beweging stil kan gaan staan, ook op deze stijle berg. Hij komt voorzichtig achter mij aan. ‘Wauw!’ mijn hart maakt een sprongetje… Maar ik laat mijn enthousiasme nog niet merken, ik voel dat dat op dit moment de druk alleen nog maar zou verhogen.. Ik zeg rustig dat het prima gaat zo en nodig hem uit een bochtje te maken. De bocht gaat supergoed en ik merk dat hij enthousiast wordt. Misschien wat té enthousiast? Ineens maakt hij heel veel snelheid. Hij raast over een ijzig stukje naar beneden en komt dan met zijn skies in een bult sneeuw eronder terecht. Dit remt zijn snelheid dusdanig af dat hij met een grote koprol en zijn skies in zijn nek in de sneeuw belandt. Ik schrik. ‘Shit! Toch te snel geprobeerd?!’ Terwijl ik me naar hem toe beweeg, bid ik dat er niets ernstigs aan de hand is en probeer ik tegelijkertijd naar Tim toe zo kalm mogelijk te reageren. ‘Wauw! Je ging super goed! Als je nieuwe dingen probeert, hoort vallen er gewoon bij. Het kwam door dat ijzige stukje en het bultje sneeuw’ zeg ik tegen hem terwijl ik hem optil en weer in positie breng.’ Kom, we gaan door, je bent supergoed bezig’. En direct skiet hij weer verder. Dit keer super geconcentreerd en gecontroleerd, met prachtige bochten en op het laatste, wat minder stijle, stukje met de Timmie Tomba snelheid die we van hem gewend zijn. Wat ben ik trots op hem als we beneden aankomen! Hij heeft het gewoon gedaan.. de piste waar hij vanochtend nog zo bang voor was, heeft hij nu gewoon in zijn pocket! Ik prijs hem de hemel in en geef hem een dikke knuffel. Maar als ik hem een high five wil geven, merk ik dat hij die niet beantwoordt. In tegenstelling tot mij, is hij helemaal niet trots en blij. Ik begrijp er niets van en vraag hem wat er aan de hand is. ‘ik heb die piste helemaal niet gedaan mam, ik ben toch gevallen? Het is gewoon mislukt!’ Ik vertel dat ik het niet eens ben met hem. ‘Je kwam na één bocht te vallen, je bent weer opgestaan en superstoer gewoon doorgegaan. Dát is pas knap!’ Maar ik kan hem niet overtuigen. Hij kijkt afwezig voor zich uit terwijl we samen in de rij staan bij de skilift. En dan komt het hoge woord eruit. ‘Mam, wil je niet aan Lev vertellen dat ik ben gevallen?’. Ahaa, dat was het dus… hij had zo graag trots aan zijn broer willen vertellen dat hij zonder te vallen in één keer de rood/zwarte piste had gedaan. Ik word door zijn verzoek opvoedkundig in een spagaat geduwd, maar ik voel al snel dat ik niet mee wil doen aan dit ‘leugentje’. 1) omdat ik het belangrijk vind dat we altijd eerlijk zijn tegen elkaar en 2) omdat ik het belangrijk vind dat Tim weet dat het helemaal niet erg is als hij valt en het niet direct perfect gaat. Ik leg hem dat uit, maar hij vindt het maar ‘stom’. Ik kan toch best vertellen tegen Lev dat hij niet is gevallen!? Omdat hij merkt dat ik niet meega in zijn wens om te gaan liegen, besluit hij dat het dan maar beter is om helemaal niets te vertellen over ons rood-zwarte piste avontuur. Ik besluit het voor nu even te laten rusten en leid de aandacht af door samen een foto te maken en daarna over andere dingen te praten met hem. En dan komen we, een uur later, aan bij het restaurant waar we Lev en papa Jorg weer gaan zien. Vlak voordat we naar binnen gaan kijkt Tim me nog één keer dwingend en veelbetekenend aan. Alsof hij wil zeggen: ‘En je houdt je mond, mam!’. Ik voel een steekje in mijn hart, maar respecteer zijn stille verzoek. Het is aan hem of hij er wel of niet over wil vertellen, hoe jammer ik het ook vind dat hij niet nét zo trots is op zichzelf als ik op hem. Als we binnenkomen zwaaien Jorg en Lev enthousiast naar ons. Lev vraagt hoe we het hebben gehad en begint, zonder het antwoord af te wachten, enthousiast te vertellen over de avonturen die hij die ochtend met zijn vader heeft beleefd. Hij kijkt Tim aan met een triomfantelijke overwinnaarsblik en zegt dan tegen zijn kleine broertje: ‘Ik ging vanochtend over de bospaadjes skiën en ik bén me toch hard komen te vallen!’. Tim draait zich heel even om naar mij en zijn gezicht gaat zo ver open dat het recht in mijn hart binnenkomt. Dan kijkt hij weer naar Lev en zegt hij met dezelfde triomfantelijke en ubercoole toon als zijn grote broer…. ‘ik ben ook keihard komen te vallen.. en je raadt nooit waar….’ Lev kijkt naar Tim en dan naar mij. Ik knik een veelbetekend ‘ja’. ‘Wat?!’ zegt Lev tegen zijn kleine broertje.. ben je écht van dé rood-zwarte piste gegaan?! Tim begint te stralen en knikt een stoere ‘yep’. Vervolgens wisselen ze hun valavonturen uit, alsof het trofeeën zijn die alleen verdiend kunnen worden door de meest moedige en onverschrokken helden op deze aarde… En dat is precies wat ze zijn, voor mij… en voor elkaar, dat is duidelijk. Waarom dit verhaal relevant is? En een metafoor voor ‘leiderschap’?
Een leider is net als een ‘grote broer’, die al een stapje verder is. Als een grote broer die het volste vertrouwen heeft in zijn kleinere broertje. Zoals een leider het volste vertrouwen heeft in het kunnen en de kwaliteiten van de mensen om zich heen. Toch kan dat vertrouwen soms onbedoeld zo’n hoge druk geven, dat het in eerste instantie een tegengestelde reactie opwekt. Medewerkers kunnen dan het gevoel krijgen dat er veel te veel van hen wordt verwacht. En in plaats van hun leider en zichzelf trots maken (wat ze diep van binnen willen), gaan ze vechten of vluchten. Uit pure angst.. want stel dat het niet goed gaat. Stel dat ze teleurstellen, het niet waarmaken. Het enige dat je als leider kunt doen is het gewenste doel benoemen, je vertrouwen uitspreken en het dan loslaten, zodat de medewerker op eigen tempo en vooral ook zonder kijkende ogen of hete adem in de nek, kan gaan oefenen en experimenteren. Maar dat was niet de allergrootste leiderschapsles die ik aan het skiavontuur van Lev en Tim heb overgehouden. Het grote keerpunt ontstond toen grote broer Lev vertelde over zijn eigen valpartij. Hij vertelde erover zonder schaamte, sterker nog…. Hij vertelde erover alsof het een overwinning was. Dát maakte het échte verschil voor Tim. Zijn grote broer, zijn grote voorbeeld, was ook gevallen en was er zelfs trots op, omdat hij daarna toch weer was doorgegaan. De val was het bewijs van de uitdaging die hij was aangegaan én van zijn overwinning. En Tim had dit zojuist ook meegemaakt en daarin waren ze dus gelijkwaardig. Broeders… Zo werkt het ook bij leiderschap. Pas als jij als leider naast het opstaan, ook het vallen deelt en laat voelen wat de betekenis en de waarde van het vallen is, kunnen je medewerkers dit ook ervaren en krijgen ze écht de ruimte om zich te ontwikkelen en te groeien, met vallen en opstaan… zonder schuld en zonder schaamte. Zonder vechten of vluchten. Ook geeft het delen van jouw valmomenten een gezonde vorm van gelijkwaardigheid, wat brandstof is voor het zelfvertrouwen én zelfrespect van je medewerkers . Wat ik er zelf van heb geleerd? Ik kan als moeder, coach of begeleider nog zo vaak vertellen dat ‘vallen’ erbij hoort. Zolang ik mijn eigen ‘vallen’ niet voel en vanuit gelijkwaardigheid deel, blijven het woorden die niet écht kunnen binnenkomen. Bedankt Lev en Tim voor deze mooie les én natuurlijk onze geweldige skiavonturen én valpartijen 😉
0 Comments
Your comment will be posted after it is approved.
Leave a Reply. |
AuthorAlice Kroeze Archives
January 2023
Categories |